IN BELGIË

De pioniers van de Homeopathie in België

Les homéopathes belges sont des missionnaires.
Ils ont de l’apôtre la foi convaincue,
la ferme espérance dans le triomphe de leur cause,
et ainsi, il faut le dire, l’enthousiasme et parfois
les exubérances audaces.

(Revue Générale, 1878, I, p933)

Pierre Joseph De Moor (1787-1845)

Dr. P.J. De Moor is de eerste geneesheer die homeopathie in België beoefent.
Zijn zoon Dr. Charles-Justin De Moor, gediplomeerd in 1835, begeeft zich naar Parijs om de lessen van Dr. Hahnemann en zijn leerling Dr. Léon Simon bij te wonen, om zo de nodige wetenschap te verkrijgen en de homeopathische geneeskunde goed te kunnen beoefenen.
Zijn vader, Dr. P.J. De Moor, vestigt zich in Aalst, zijn geboortestad.

Hij schrijft onder andere:

  • Vertaling van “Maladies Chroniques”
  • “Les effets pathogénétiques et curatifs du venin des serpents” (vertaling van Hering)
  • “La pathogénésie du Sulfate de quinine”
  • “La pathogénésie de Cactus Grandiflorus”
  • “La pathogénésie d’Oenanthe Crocata”


Ondanks de bergen werk en een groot cliënteel, vindt Dr. De Moor nog de tijd om elke week gratis de zieken in het Brussels dispensarium van Hahnemann te verzorgen en tezelfdertijd goede raad te geven aan de jonge geneesheren die er komen om er zich te vervolmaken.

Gedurende 70 jaar heeft hij zich aan zijn medeburgers gewijd. Op de dag van zijn begrafenis liggen de fabrieken in Aalst stil.

J.B. Carlier (1797 – 1873) en L.J Varlez (1792 – 1874)

Zij brengen de homeopathie naar Brussel.

G.H. Jahr (1801-1875)

“Journal Belge d’Homéopathie” 1894 p.149 – door de apotheker Goret uitgegeven.

In 1870 begint de Frans – Duitse oorlog.

Dr. Jahr, één van de eerste volgelingen van Hahnemann, is sinds vele jaren gevestigd in Parijs. Hij beoefent daar succesvol de homeopathische geneeskunde  dankzij zijn grote begaafdheid en uitgebreide kennis. Hij wordt onderwerp van verdenking door de Franse regering omwille van zijn nationaliteit. Een paar vrienden tippen hem dat hij op het punt staat gearresteerd en verbannen te worden. Hij vlucht over de grens en verschuilt zich in Brussel, waar hij met open armen ontvangen wordt door homeopathische geneesheren, die niet liever vroegen dan het onderwijs van die nieuwe therapie te ontwikkelen.

Na vele stappen te hebben ondernomen, beslissen de autoriteiten Dr. Jahr een zaal in het stadshuis van Brussel te geven, waar hij zijn bijeenkomsten kan houden. Die bijeenkomsten kennen een groot succes door het groot aantal toehoorders en de uitgebreide wetenschappelijke cultuur van de spreker.

Tezelfdertijd hield Dr. Jahr vele consultaties in het dispensarium, in de Laekenstraat te Brussel. Het dispensarium kende een grote weerklank: in één jaar werden er tot 12.000 patiënten behandeld, het grootste deel met succes.

Meer dan 50 Belgische geneesheren zijn door Dr. Jahr zelf gevormd in de homeopathie. Dr. Lambregt (vader), Dr. Gaudy, Dr. Gailliard, Dr. Van den Neucker, Dr. Van den Berghe Gustave, Dr. De Keghel, Dr. Prosper Schepens, Dr. Van Ooteghem en vele anderen aanhoorden het woord van de Meester.

F.F. Quin

Dr Quin wordt de lijfarts van prins Leopold, geliefde oom van koningin Victoria, die later koning van België wordt.

Dr. Quin leerde de homeopathische geneeskunde  kennen in Italië tijdens één van zijn reizen samen met prins Leopold. Gestuwd door een wetenschappelijk verlangen, brengt Dr. Quin één studiejaar door in Parijs bij Dr. Hahnemann zelf. Dit legt uit waarom de Belgische koninklijke familie nog tot op de dag van vandaag geïnteresseerd is in de homeopathische geneeskunde. Dr. Quin leefde in dezelfde periode als Paul Curie, grootvader van Pierre Curie die het radium ontdekte. Hij had het privilege om naar Londen geroepen te worden en daar lang te kunnen verblijven.

De “Royal London Homœopathic Hospital” werd gesticht door Dr. Quin in oktober 1849, 21 jaar nadat hij de homeopathie in Engeland ingevoerd had.

De eerste confrontaties (1849 - 1850)

Omstreeks het midden van de vorige eeuw kwamen de aanhangers van de homeopathische leer voor het eerst in aanvaring met het medisch instituut, belichaamd door de eentalige Franse Koninklijke Academie voor Geneeskunde, die in 1841 was opgericht. Tijdens de jaren 1849 en 1850 speelden zich in de schoot van dit gereputeerd genootschap discussies af tussen voor- en tegenstanders van de toepassing van de homeopathische principes bij de behandeling van de “gesel van de cholera morbus”. Dr. Carlier stelde toen voor om deze ziekte te bestrijden door het toedienen van kamfer in oneindig kleine doses. De homeopathie werd door de niet-homeopathische medici onder de filosofische randverschijnselen geklasseerd en de homeopaten werden zonder veel omwegen in het verdomhoekje van de kwakzalverij en de irrationaliteit gemanoeuvreerd. De titel “L’Homeopathie devant la Médecine Rationelle” van een artikel dat pas veel later in het tijdschrift “L’Art Médical” (1878) zou verschijnen, was symptomatisch voor de houding van de reguliere geneeskunde jegens de homeopathie.

Het toedienen van een geringe dosis geneesmiddelen konden sommigen nog enigszins aanvaarden, omdat de “natuur nog een kans kreeg”. Maar het merendeel van de allopaten ergerde zich vooral aan wat genoemd werd het leerstellige karakter van de theorie en aan het fanatisme van haar aanhangers. Ondanks de tussenkomst van de hoogleraren V. François (Leuven) en L.S.J. Seutin (Brussel) en van de Brussels geneesheren Varlez en Dugniolle, werd de homeopathische zienswijze tijdens de slotzitting op 27 april 1850 verworpen.

De Belgische Homeopatische verenigingen

De eerste stappen…

In 1810 verscheen de “Organon der Rationellen Heilkunde nach Homöopatische Gesetze” van Dr. Hahnemann.

Het duurde tot 1824 alvorens de homeopathie in de Belgische medische pers ter sprake kwam, namelijk in verschillende bijdragen in twee medische periodieken die sterk op Frankrijk waren georiënteerd: “La Bibliothèque Médicale Nationale et Etrangère” van de Brusselse Dr. J. Tallois (1824, 1825, 1827) en het blad “Hygiène” van Dr. C.J.B. Comet (april 1827). De “plotse” ontdekking van de leer hield verband met de belangstelling die de homeopathie, net zoals vele andere medische denkrichtingen zoals het vitalisme, het fysiologisme en het broussianisme, op dat ogenblik in Frankrijk genoten, en met de eerste Franse vertaling door E.G. de Brunnow van het Organon dat in 1824 in Dresden werd gepubliceerd.

In 1827 verscheen trouwens ook de eerste Nederlandse vertaling in Amsterdam.

Uit de Belgische revolutie van 1830 werd een voor die tijd erg liberale staat geboren, met koning Leopold I van Saksen-Coburg als vorst. In Brussel streken personen van diverse pluimage neer: politieke dissidenten, aanhangers van diverse filosofische en wetenschappelijke stromingen en nog anderen.
De vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid vormden één van de basisprincipes van de Belgische grondwet. Met hun eis voor erkenning en voor een grotere therapeutische vrijheid zullen de Belgische homeopaten zich gedurende de hele 19de eeuw op deze grondwettelijke vrijheden beroepen.
In het begin van de jaren dertig groeide de belangstelling voor Hahnemanns therapeutisch systeem bij de elite van de toenmalige medische wereld en, naar men mag aannemen, eveneens bij de hogere burgerij in de steden. J.G. van Rotterdam, de eerste rector van de Gentse Rijksuniversiteit, en diens Leuvense collegae J.M. Baud en V.J. François, P.J. De Moor, heelkundige te Aalst, L.J. Varlez, lijfarts van koning Willem I te Brussel, en na 1830 hoofd van het militair hospitaal te Brussel en één van de stichters van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde (1841), en tenslotte Frankinet, hoofdgeneesheer van het Bavièrehospitaal te Luik, stonden bekend als de eerste adepten van de homeopathische leer of waren op zijn minst de homeopathie niet vijandig gezind.

De cholera-epidemie van 1832, die grote delen van West Europa in haar greep hield, was voor de homeopaten een “goede gelegenheid” om hun kans en kunde in praktijk te brengen. Eén van hen was Dr. Pierre Joseph De Moor (1778 – 1845), die als heelkundige verbonden was aan het gasthuis te Aalst en reeds sinds 1829 met de nieuwe methode experimenteerde, zowel bij zijn private patiënten als in zijn ziekenhuispraktijk. Dr. De Moor zal trouwens tot ver in onze eeuw in de levendige homeopathische hagiografie als de vader van de Belgische homeopathie in ere gehouden worden.

In Brussel werden choleralijders behandeld door onder meer Dr. Jean-Baptiste Carlier (1797 – 1873) en de genoemde Dr. L.J. Varlez, van wie gezegd werd dat hij goede contacten had met homeopaten uit de Elzas en dat hij zijn “ongeneeslijk” zieke echtgenote met homeopathie genezen had. In Luik waren de artsen Dr. Louis Malaise (1808 – 1851) en Dr. Olivier Brixhe (1795 – 1885) de eerste proselieten van Hahnemann.

In 1832 zag de “Encyclographie des Sciences Médicales” het licht. Deze periodiek gaf artikelen in herdruk uit die eerder in verschillende binnen- en buitenlandse tijdschriften verschenen waren. Via de Encyclographie vonden onder meer de artikelen uit het eerste homeopathisch tijdschrift in de Franse taal, de “Bibliothèque Homéopathique de Genève” (1882 – heden) hun weg naar de Belgische markt.

Op 28 november 1835 werd te Luik door Dr. G.H.G. Jahr een eerste Belgische Vereniging voor Homeopathie opgericht met als doel “de contribuer, par ses travaux scientifiques aux progrès de l’homéopathie, à sa propagation et à sa vulgarisation”. Dit genootschap bestond uit hoogstens tien homeopaten die welgeteld zeven steden vertegenwoordigden. De vereniging was echter geen lang leven beschoren. Eén van de leden was de Brusselaar Dr. Jean-François Dugniolle (1808 – 1892), die in 1835 op het eerste Belgische congres een lans brak voor de homeopathische geneeskunde. In 1837, het jaar waarin vijftien Belgische homeopaten in Brussel voor overleg samenwerkten, publiceerde Dr. Charles-Louis de Meester (1800 – 1855) uit Sint-Niklaas, in de annalen van het Gentse medisch genootschap zijn “Quelques Considérations sur la Médecine Homéopathique”, terwijl Dr. Louis Malaise zijn “Clinique Homéopathique à l’Usage des Médecins et des Gens du monde” zag verschijnen.

De ‘Cercle Médical Homéopathique des Flandres’ (1872-1920)

In de loop van het jaar 1871 keerden enkele Vlaamse geneesheren met de trein terug na een les in de polikliniek van Dr. Jahr, Laekensestraat in Brussel. Na een voorstel van Dr. De Keghel, besloten ze een Medische Homeopathische Vereniging op te richten waar de homeopathische geneesheren, net zoals de Allopathische Medische Vereniging, zich samen zouden kunnen bijscholen door het aanbrengen van interessante gevallen en wederzijdse raadgevingen. Dr. Van Ootegem, Dr. Prosper Schepens, Dr. Lados en Dr. De Keghel namen deel aan dit besluit. Ieder nam de taak op zich om een collega uit Gent of andere omstreken te verwittigen van de geplande datum voor de eerste vergadering voor de oprichting van de nieuwe vereniging.

Elke aanwezige uitte zijn verwondering en spijt over de afwezigheid van de Dr. Gustave Van den Berghe, de bekendste homeopaat uit Gent. Dr. Van Peene was verantwoordelijk voor zijn verwittiging, maar hij had het vergeten. Dr. De Keghel nam de taak op zich om dit euvel te verhelpen, maar ondanks zijn aandringen, weigerde Dr. Van den Berghe zijn medewerking.

De nieuwe vereniging werd opgericht onder de naam “Cercle Médical Homéopathique des Flandres”. Dr. Dumont werd voorzitter en Dr. De Keghel secretaris.

Een ontwerp van reglement, geschreven door de secretaris, werd aanvaard. Het omvatte volgende voorzieningen: de vergaderingen zijn trimestrieel en de vereniging telt:

  1. Effectieve leden
  2. Corresponderende leden
  3. Honoraire leden

De titel van effectief lid werd gegeven aan elk corresponderend lid dat zich verdienstelijk had gemaakt met het werken voor de vereniging en door zijn aanwezigheid tijdens de zittingen.

De titel van honorair lid was gereserveerd voor ieder die zich buiten het medisch corps verdienstelijk had gemaakt door zijn toewijding aan de homeopathie.

Nieuwe leden kwamen uit gans Vlaanderen maar ook uit andere plaatsen van het land. We kunnen de volgende personen vernoemen: Dr. Loosvelt uit Tielt, Dr. Bogaerts uit Thielrode, Dr. De Cooman uit Oosterzele, Dr. Elewaut uit Haasdonck, Dr. Van den Stappele uit Dendermonde, Dr. Soenens en Dr. Victor Gailliard uit Kortrijk, Dr. Amand de Gavere en Dr. Dobbelaere uit Brugge, Dr. Dugniolle, Dr. Martiny, Dr. Mersch en Dr. Nyssens uit Brussel, Dr. Lambreghts, Dr. Schmitz en Dr. Van den Heuvel uit Antwerpen, Dr. Bernard en Dr. Criquelion uit Bergen, Dr. Samuel Van den Berghe uit Gent, dierenarts Mans uit Brussel, de apothekers Seutin en Van Berkekaere uit Brussel en Dwelshauvers uit Gent.

De verslagen van de zittingen werden gepubliceerd in de “Revue Belge d’Homéopathie”.
Na de dood van Dr. Dumont werd Dr. Stockman voorzitter. In 1874, tijdens de maand april werd er een banket georganiseerd in Gent ter ere van de verjaardag van de geboorte van Hahnemann. Het banket werd gehonoreerd door de aanwezigheid van Dr. Jahr. Hij werd benoemd tot erevoorzitter van de vereniging. Uit de rede met dankbetuigingen van Dr. Jahr onthouden we de woorden van Hahnemann tijdens een banket waarop ook Jahr aanwezig was:

“Ce n’est pas l’admiration que je demande à la prostérité, je demande seulement son amour.”

Uit de tijdens deze zitting voorgestelde casuïstiek, vernoemen we de genezing van een geval van meningitis door Dr. Loosevelt en de genezing met jodium van een geval van kropgezwel door de Dr. Schepens.

Na de dood van de Dr. Stockman in maart 1878, vervulde Dr. Dobbelaere de functie van voorzitter. De geschiedenis van de “Cercle Médical Homéopathique des Flandres” bevindt zich in de verslagen van de “Revue Homéopathique Belge”.

Van de negen geneesheren die aanwezig waren op de eerste vergadering, kwam alleen Dr. Lados, zoon van de professor met dezelfde naam, niet meer opdagen. Een andere geneesheer, Dr. Van Peene gaf het praktiseren van homeopathie op na het overlijden van Dr. Nobele, geneesheer in de staatsgevangenis, dit na drie jaar actieve deelname aan de werken van de “Cercle” en na vele keren te hebben uitgeblonken door het schrijven van zeer interessante communiqués voor de “Revue Homéopathique”. De plaats van geneesheer in de gevangenis was een gegeerde positie voor Dr. Van Peene. Hij kreeg de plaats door machtige hulp van het ministerie. In ruil daarvoor moest hij echter de homeopathie opgeven. Zijn vroegere overtuigingen moeten onwrikbaar geleken hebben!
Toen hij op een dag geïnterpelleerd werd of hij naar een belangrijke vergadering ging, antwoordde hij: “L’homéopathie, je ne connais pas cela”. Deze ontkenning vindt misschien zijn reden in het feit dat Dr. Van Peene een concurrent was van Dr. Gustave Van den Berghe, van wie de medische kennis en de praktische ervaring in de homeopathie ver superieur waren. Zulke ontkenningen zijn heel zelden; daarom is het belangrijk de redenen ervan weer te geven.

In 1878, in het nummer van april van de “Revue Homéopathique Belge”, werd er een hommage gepubliceerd ter nagedachtenis van de Dr. Stockman. In hetzelfde jaar vond er een memorabele discussie plaats over de behandeling van longziekte waaraan Dr. Jousset van Parijs, Dr. Kafka uit Praag, Dr. Goulon van Weimar en Dr. De Keghel deelnamen.

In juli 1879 werd de “Cercle” opnieuw geconfronteerd met twee petitieprojecten aan het ministerie betreffende het onderwijs van de homeopathie in de Rijksuniversiteiten. De ene petitie kwam van de “Société Belge d’Homéopathie” (Gaillard groep) en een andere van de “Association Centrale des Homéopathes Belges” (Martiny groep). De leden van de “Cercle” besloten unaniem Dr. Martiny, Dr. Bernard en Dr. Seutin te steunen en besloten eveneens tot de stopzetting van de verslagen van de zittingen van de “Cercle” in de “Revue”. Dr. Van den Neuker stelde een plenaire vergadering voor met al de homeopaten uit Brussel. Dit voorstel werd afgewezen door de “Association Centrale de Homéopathes Belges”.

Van 1878 tot 1880 werden de verslagen van de “Cercle Médical Homéopathique des Flandres” gepubliceerd in de krant “Homéopathie Militante”. In februari 1880 werd er geprotesteerd tegen de voorzitter van de “Fédération Médicale Belge” voor de gebruikte termen in het rapport van Dr. Thomas, termen die negatief geacht werden voor de homeopaten. Door de stopzetting van de publicatie van de krant “L’Homéopathie Militante” werden de verslagen van de “Cercle” niet meer gepubliceerd tot de komst van de krant “L’Union Homéopathique” van Dr. Schmitz in 1886.

In 1882, tijdens een herdenkingsbanket ter gelegenheid van de verjaardag van Hahnemann werd Dr. Gustave Van den Berghe tot lid van de “Cercle” benoemd.

In januari 1883 vond er een discussie plaats over de isopathische behandeling met betrekking tot een geval van Dr. Soenens: de genezing van een kankergezwel door een tweede centesimale oplossing van de kankervloeistof genomen uit het gezwel van de patiënt zelf.

In 1885 bood men een banket aan voor Dr. De Moor ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van zijn geneesheercarrière.

In 1887 werd Dr. Dobbelaere benoemd tot erevoorzitter en Dr. Gustave Van den Berghe tot voorzitter. Sinds enkele tijd bekleedde hij al die functie door de ziekte van Dr. Van de Neucker.

In januari 1888 werd er een petitie gestuurd naar de Kamer om de verplichting te annuleren dat de geneesheren en homeopathische apothekers een allopatische apotheek moeten bezitten. In oktober van hetzelfde jaar publiceerde men de begrafenisrede ter nagedachtenis van Dr. Dobbelaere.

In januari 1889 werd Dr. De Moor tot erevoorzitter benoemd.
De stopzetting van de publicatie van “Union Homéopathique” in 1892 veroorzaakte een nieuwe onderbreking van de publicatie van de werken van de “Cercle” tot in 1894, jaar van uitgave van de “Journal Belge d’Homéopathie” die een orgaan van de “Cercle’ bleef en zich de werken van de “Cercle” zag toevertrouwd.

Dr. De Keghel bleef secretaris van de “Cercle” tot in 1879. Hij werd opgeroepen voor het voorzitterschap tot in 1903. Ondanks het vele aandringen verliet Dr. De Keghel zijn plaats en Dr. Prosper Schepens zat de “Société” voor tot aan zijn dood einde 1908.

In 1909 werd Dr. Joseph De Cooman van Brugge unaniem verkozen tot voorzitter van de “Cercle”. Het proselitisme is de eigenheid van zijn persoonlijkheid. Hij was een modelvoorzitter aan wie de herinnering levend blijft. Dankzij zijn overredende welsprekendheid, vervulde hij zijn taak met brio in elke omstandigheid!
Men herinnert zich nog de magistrale manier waarop hij de vijftigste verjaardag voorzat van de diploma-uitreiking van Dr. De Keghel, erevoorzitter in die periode.

Tijdens een zitting van de “Conseil Homéopathique International” te Gent in augustus 1913 werd de hoop teleurgesteld, die buitenlandse collegae uitdrukten, om nog lang een dergelijke fijne persoonlijkheid aan het hoofd te hebben, die tact kon combineren met energie en de charme van het woord aan inzicht.
Dr. De Cooman, de man met een hart en de vurige patriot, kon de opeenvolgende ongelukken die ons land in 1914 troffen, niet meer verdragen. Hij stierf door hersenbloeding in december van hetzelfde jaar.

Eén van de meest opzienbarende zittingen van de “Cercle” was die van de 14de juni 1914. Men had het er over colloïden: dankzij de ultramicroscoop was het mogelijk het bewijs te leveren van een materiële aanwezigheid van de actieve substantie in de oplossing.
Een twaalftal geneesheren allopaten vereerden deze zitting met hun aanwezigheid en verstopten hun interesse en evenmin hun dankbetuigingen voor deze uitnodiging. Maar de homeopaten konden zich niet inbeelden dat die fantastische zitting, gevolgd door een hartelijke receptie voor de sprekers M. Lancien en Braudy en zijn promotor de admiraal Nelson de Vasconcellos e Almeida, een treurig einde kende en dat ze hun werkzaamheden gedurende vijf jaren oorlog moesten stopzetten.

Na de oorlog, in januari 1920, woonden de voorstanders van Hahnemann de omvorming van de “Cercle” in de “Société Belge d’Homéopathie” bij.

De “Association Homéopathique Belge” (1926 – 1976)

Op 15 maart 1927 sterft notaris Olivier Putzeys, broer van homeopaat-geneesheer Sylvère Putzeys. Hij laat aan de Universiteit van Brussel in een eigenhandig geschreven testament van 14 januari 1924 een deel van zijn bezit na. Het vruchtgebruik van dit bezit komt ten goede van Marie Dekleermaeker van Vorst. De inkomsten moeten gebruikt worden voor de oprichting van een leerstoel voor homeopathie. Als de Universiteit van Brussel de erfenis niet kan aanvaarden, moet zij terugvloeien naar het “Bureau de Bienfaisance” van Vorst en dienen tot de financiering van een homeopathisch dispensarium, gehouden door een homeopathische geneesheer, voor de zieken die deze behandeling wensen.
De Universiteit van Brussel weigert de erfenis op 7 september 1927 en de gemeente Vorst aanvaardt haar op 11 juni 1928.
Omdat de vruchtgebruikster overleden is op 5 oktober 1927 te Elsene, moet de gemeente Vorst de clausules in het testament eerbiedigen: in zijn brief van 3 mei 1946 richt de voorzitter van het O.C.M.W. van Vorst zich tot de homeopathische geneesheren en tekent met de “Association” een conventie die elk jaar door elke partij kan ontbonden worden. Om de geneesheren te betalen geeft het O.C.M.W. de inkomsten van de erfenis aan de “Association”. Dr. G. en mevr. Hodiamont, Dr. E. Schepens en Dr. Henry verzekeren de consultaties op vrijwillige basis, de “Association” behoudt hun lonen. Zij verdienen de erkenning van al hun collega’s.

Van 1946 tot 1959 wordt Dr. Henry vervangen door Dr. Dumenil en in 1958 wordt Dr. E. Schepens vervangen door Dr. Dewee.

Op 1 juli 1959 zegt de O.C.M.W. van Vorst de conventie op. De geneesheren die op dat moment de consultaties verzekeren, zijn geen lid van de “Association”. Het O.C.M.W. bedankt de geneesheren voor hun toewijding, die zij altijd hebben gehad in de uitoefening van de geneeskunde.
Het is het recht van de gemeente Vorst om op deze manier te handelen, maar het dispensarium is reeds lang verdwenen. Wat is er van de erfenis van notaris Putzeys geworden? De wensen van de erflater, een leerstoel voor de homeopathie en de behandeling van de homeopathie in een officieel statuut, zijn nooit gerealiseerd.

Enkele jaren later doet er zich een analoog feit voor.
In 1946, vermeldt het Belgisch staatsblad dat Mevr. L. Bricoult, weduwe van J. Devos, gestorven op 14 maart 1945, per testament op 16 oktober 1943 gebouwen en roerend goed nalaat aan de Universiteit van Brussel. Deze erfenis moet gebruikt worden om de medische studies en vooral die van de homeopathische geneeskunde te promoten. Deze keer aanvaardt de Universiteit de erfenis, maar denkt waarschijnlijk dat er geen reden is om zich te interesseren aan de genoemde methode. “Is het niet eerlijker om deze erfenis door te geven aan het onderzoek over de infinitesimaliteit van de professoren Claude en Duve die zich genoodzaakt zien zich tot bedelaars te verlagen om hun werk te kunnen voortzetten?”

Mevr. Devos-Bricoult laat eveneens aan het O.C.M.W. van de gemeente St.-Lambrechts-Woluwe twee huizen na, een aanpalend terrein en een som van twee miljoen frank om een dispensarium op te richten, die de naam “Stichting Devos–Bricourt” moet dragen. De zieken die dat wensen moeten er homeopathisch kunnen behandeld worden, ter nagedachtenis aan haar man die een fervente voorstander van de homeopathie was.

Vanaf 13 april 1947 zijn de homeopaten tussengekomen bij het O.C.M.W. In hun antwoord van 29 april 1947 laat deze weten dat de vraag bestudeerd wordt en dat er geen enkele beslissing is genomen. Met een brief gedateerd op 8 januari 1953, laten ze weten dat het dispensarium zal geïncorporeerd worden in een rusthuiscomplex dat de gemeente zal laten bouwen. Over de vraag om homeopathie te integreren, is er nog geen besluit genomen.

Op 6 februari 1956 informeert het O.C.M.W. “qu’en accord avec le légataire universel, il a été décidé d’affecter les fonds provenant du legs au service médical de la maison de Retraite actuellement en voie d’achèvement.” Er is zelfs geen sprake meer van homeopathie en de erflaatster krijgt haar dispensarium niet. Wat een oneerlijkheid van een gemeente die van haar erflaatster een park, gebouwen en ontroerend goed kreeg! En nog sterker: het testament vermeldt geen universele erfgenaam. Burgemeester M. Fallon antwoordt dat de erfenis niet genoeg biedt om de oprichting van een dispensarium te verantwoorden.

Het is aan de Staat om de eventuele revocatie van de erfenis op te volgen. Er zou moeten opgetreden worden bij de Ministeries van Justitie, Binnenlandse Zaken, Gezondheid en Gezin. De Staat zou het O.C.M.W. van Woluwé moeten vragen de voorwaarden van de erfenis formeel op te volgen en zou hen moeten waarschuwen dat “L’Etat saisira la justice, du chef d’inexécutions des conditions”, zoals Meester Haine zegt in zijn brief van 19 februari 1953.

Vanaf 1926 besluiten de geneesheren-homeopaten uit deze periode, die kennis hebben gehad van het testament van notaris Putzeys, om een vereniging zonder winstoogmerk op te richten volgens de recente wet van 27 juni 1921. De zitting van 25 juni 1926 van de “Société Belge d’Homéopathie” wordt gevolgd door een lunch gegeven door de voorzitter en Mevrouw Schmitz in hun woning te Antwerpen. In de loop van deze dag overloopt Meester R. De Gottal de constitutie acte van de V.Z.W., die “Association pour l’étude et la diffusion du système thérapeutique homéopathique” zal noemen.

De 17 leden van de “Société” zijn aanwezig of hebben volmacht gegeven. Ze kunnen opteren voor het juridisch statuut van een V.Z.W., maar ze verkiezen een nieuwe vereniging op te richten, die zich alleen met de strikt juridische of financiële zaken zou bezighouden. Er is ook een andere reden: er is niet gespecificeerd dat de effectieve leden geneesheren moeten zijn!

De Administratieve Raad bestaat uit voorzitter B. Schmitz, secretaris S. Van den Berghe, penningmeester F. Mersch, raadgevers Isaac, Lambreghts en F. Vanden Berghe. De statuten worden gepubliceerd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad.

In 1929 volgt de Dr. E. Schepens de ontslagnemende Dr. Mersch op als penningmeester. In de loop van 1939 sterft Dr. Schmitz en de samenstelling van de nieuwe Administratieve Raad verschijnt in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad: voorzitter is S. Van den Berghe, secretaris is F. Mayeur en penningmeester is E. Schepens.

De oorlog van 1940-45 verlamt de “Association” gedurende 6 jaar. In 1946 hernemen de activiteiten en de Raad ziet eruit als volgt: Van den Berghe als voorzitter, E. Schepens als penningmeester en G. Schepens als secretaris. De nominatie van laatstgenoemde is nooit onderworpen aan publicatie in het Staatsblad en zijn rol wordt trouwens vervuld door de penningmeester.

Tijdens de zitting van 27 januari 1952 wordt Dr. Delestinne tot secretaris benoemd. Zijn eerste zorg is de juridische erkenning van de “Association” te herstellen. Inderdaad de “Association” heeft publicaties niet laten verschijnen in het Staatsblad en heeft documenten niet regelmatig aan de griffie van de burgerlijke rechtbank doorgegeven. Bovendien moet ze 10 jaar in regel zijn om de liberaliteit te kunnen aanvaarden. Dr. Delestinne wordt gesteund door Meester Pierre Haine, advocaat aan het hof van Beroep en beschermend lid van de “Association”.

In 1949 neemt de gereorganiseerde “Association” de volledige materiële realisatie van de “Revue Belge d’Homéopathie” op zich, in 1953 het internationale Congres van de Homeopathie en eveneens in 1953 de “Ecole Belge d’Homéopathie”.

Tijdens de zitting van 25 januari 1953 wordt besloten dat de effectieve leden geneesheren, apothekers of dierenartsen moeten zijn en dat ze een jaarlijkse bijdrage moeten betalen. De oude statuten hadden geen enkel lidgeld of entreegeld voorzien.

De wijziging van de statuten wordt besloten op de Algemene Vergadering van 21 januari 1955. De vereniging zal nu “Association Homéopathique Belge” heten. Haar doel is, volgens de oude statuten, de studie en de praktijk van het therapeutisch systeem van Hahnemann te vergemakkelijken. Maar homeopathie is niet alleen een systeem, maar ook een methode die genezingssystemen inhoudt. De leden zijn niet alleen homeopaten, maar ook geneesheren met dezelfde titel als andere geneesheren. De nieuwe statuten hebben als doel de studie en de praktijk van deze homeopathische therapeutische methode te vergemakkelijken.

Tijdens de zitting van 27 januari 1957 wordt Dr. Van den Berghe tot erevoorzitter benoemd en Dr. F. Mayeur volgt hem op als voorzitter.

Tijdens de Algemene Vergadering van 28 januari 1968 volgt Dr. G. Clerbaux Dr. Mayeur op als voorzitter.
Tijdens die periode, van 1952 tot 1968, doet een gulle mevrouw Pater-Baudrij een gift aan de “Association” van meer dan 50.000 F. De leden zullen deze eerste weldoenster in ere houden. Ze heeft hun de kans gegeven om boeken voor de bibliotheek te kopen en oude collecties in te binden.
De “Association” heeft altijd als taak de materiële realisatie van de “Revue” en de school gehad. In 1972 realiseert ze een groot internationaal congres voor Homeopathie. We vermelden hier de Heer J. Seghers, beschermend lid, die de werkende ziel was achter de twee congressen en een actieve penningmeester van de “Revue”.

Maar geen enkel menselijk werk is eeuwig: de “Association” wordt ontbonden. Een groep van zeer actieve geneesheren ziet het te groot. De “Association” bezit geen Huis, en in 1964 heeft men zonder succes voorgesteld om een gebouw te kopen. Omstreeks 1965 biedt notaris Swolfs, beschermend lid, kapitaal aan, maar zonder succes. Deze nieuwe groep onder impuls van tandarts G. Vincent, wil alle divergente krachten van de homeopathie in ons land verzamelen. Ze beginnen een nieuwe vereniging zonder winstoogmerk: de “Fédération Médicale Homéopathique Belge”.

Dr. L. Mousset krijgt van een mecenas, de Heer Feron een mooi opgeknapt gebouw voor een symbolische huur van 1F. In het licht van al die nieuwe aanwinsten, was het niet beter om de oude vereniging te ontbinden? Na grote terughoudendheid opteren de geneesheren voor dit idee: tijdens de statutaire Algemene Vergadering van 23 januari 1976 wordt er een nieuwe Administratieve Raad benoemd: voorzitter Dr. G. Bonnivair, secretaris Dr. M. Jenaer, penningmeester Dr. E. Plisnier. Op de buitengewone Algemene Vergadering van 20 maart 1976 beslissen de aanwezige leden unaniem tot de ontbinding van de “Association”. De “Fédération” wordt eigenaar van het bezit van de oude V.Z.W.: de bibliotheek met al de boeken, een olieportret van Hahnemann door Jos Damien, de juwelen van Hahnemann, een gouden ring met het profiel van de Meester en de camee van Woltreck, tot nu toe bijgehouden door Dr. Schepens.

De opeenvolgende bureaus:EREVOORZITTERS:

  • S.Van den Berghe (1975)


VOORZITTERS:

  • B.Schmitz (1926 – 1939)
  • S. Van den Berghe (1940 – 1956)
  • F. Mayeur (1957 – 1967)
  • G. Clerbaux (1968 – 1975)
  • G. Bonnivair (1976)


SECRETARISSEN:

  • S. Van den Berghe (1926 – 1939)
  • G. Schepens (1940 – 1951)
  • E. Delestinne (1952 – 1975)
  • M. Jenaer (1976)


PENNINGMEESTERS:

  • E. Mersch (1926 – 1928)
  • E. Schepens (1929 – 1975)
  • E. Plisnier (1976)

De “Société Royale Belge d’Homéopathie” (1920 – …)

In 1920 besloten de leden unaniem dat de “Cercle” voortaan “Société Belge d’Homéopathie” zou heten. De “Société” heeft als doel het behoud en de verspreiding van de leer van Hahnemann, de medische homeopathische praktijk, net als het beheer van de Belgische School voor de Homeopathie en de “Revue Belge d’Homéopathie”.

De geschiedenis schrijdt voort…
Tijdens de 50-jaar viering voor de “Société stelden Dr. François Cartier uit Parijs en Dr. Tessier uit Lille voor de werken van de “Société” in de “Revue Homéopathique” te publiceren.

Einde 1932 drukte de “Société Médicale Palfynsgild” de wil uit om een conferentie over homeopathie te organiseren. Ze had plaats op 31 maart 1933. De receptie verliep zeer hartelijk en zelfs al zagen de leden geen resultaten, men mag er niet aan twijfelen dat ze haar nut had. De conferenties over homeopathie in 1942 door Dr. Jules Pasini en Dr. René Paturiaux op vraag van professor Renaus uit Brussel, zijn bijkomende bewijzen.

In 1933, vierden de leden in het park van Tervuren de zestigste verjaardag van de medische praktijk van Dr. Boniface Schmitz onder het voorzitterschap van Dr. Mersch.

Na vijf jaar van oorlog en onderbreking van hun activiteiten, werden de trimestriële zittingen hernomen in januari 1946 en ze worden nog altijd gehouden. De “Société” werd vereerd met de titel van “Koninklijk” door een koninklijk besluit van 15 juli 1971.

De opeenvolgende bureaus:

VOORZITTERS

  • J. De Cooman (1909 – 1914)
  • Boniface Schmitz (1919 – 1929)
  • Edmond Mersch (1930 – 1938)
  • Samuel Van den Berghe (1939 – 1957)
  • Edouard Schepens (1958 – 1962)
  • Ferdinand Mayeur (1962 – 1967)
  • Georges Bonnivair (1968 – 1975)
  • Maurice Jenaer (1976 – 1978)
  • Albert Pladijs (1979 – juni 1981)
  • Jean Alaerts (1982 – 1990)
  • Jean-François Vermeire (1991 – 1997)
  • Jacques Victor (1998V )
  • Patrick Detand (1998 – …)


EREVOORZITTERS:

  • E. De Keghel (1911 – 1928)
  • Boniface Schmitz (1930 – 1939)
  • Edmond Mersch (1939 – 1956)
  • Edouard Schepens (1975 – 1990)


SECRETARISSEN:

  • Samuel Van den Berghe (1897 – 1935)
  • R. Rombouts (1936 – 1937)
  • J. Pasini (1938 – 1950)
  • Gérard Clerbaux (1951 – 1953)
  • Charles Baudemprez (1954 – 1977)
  • Jean Alaerts (1978 – 1981)
  • Jean-François Vermeire (1982 – 1990)
  • Partick Detand (1991 – 1998)
  • Jean-Claude Leeuwerck (1998 – … )

De “Fédération Médicale Homéopathique Belge” (1970-…)

Op een dag in de jaren zestig, bevinden zes praktiserende Belgische homeopaten zich op een congres van de “Cercle Homéopathique Français” in Parijs.

Ze hebben allen een min of meer grote ervaring met de aanbevolen therapie van Hahnemann en ze besluiten om de krachten te bundelen ten einde hun homeopathische vorming te vervolmaken.

Ze komen elke donderdag samen, om beurten in hun woning, onder leiding van de meer ervaren pediater Dr. H. Leduc. Ze krijgen de mogelijkheid gebruik te maken van complementaire nota’s van Dr. E. Plisnier, opgeschreven tijdens een stage bij Dr. P. Schmidt in Genève.

Bij deze twee geneesheren voegt zich Dr. M. Jenaer, dierenarts L. Mousset, tandarts G. Vincent en Dr. M. Van Brabander. Laatstgenoemde verlaat snel de groep, want zijn collega’s hebben besloten om de kennis van het repertorium van KENT uit te diepen, terwijl deze eerste luitenant van Dr. Caulier niet met deze methode vertrouwd was.

Toch komen deze vijf vrienden bijna elke donderdag samen gedurende vele jaren en het is evident dat hun kennis altijd groeit. Tot op het punt waar de Dr. Leduc, professor aan de “Ecole Belge d’Homéopathie” zijn vrienden Vincent, Jenaer en later Mousset en Plisnier in het medisch corps introduceert, waar uiteindelijk heel deze groep actief bijdraagt tot het onderwijs van de homeopathie in België.

Het moet gezegd worden dat het onderwijs vele moeilijkheden heeft gekend, vooral sinds de “Domus Medicorum” waar de lessen gegeven werden, verkocht werd en dat de “Ecole” onderdak heeft gekozen in de “Maison des Médecins Spécialistes”, Kroonstraat te Elsene. Het is op dat moment dat Dr. Mayeur, toen voorzitter en één van de meest toegewijde pilaren van de “Ecole”, beslist om een einde te maken aan zijn Brusselse activiteiten en zich nog enkel te wijden aan het onderwijs van de homeopathische geneeskunde in zijn stad Charleroi, in samenwerking met Dr. Cassette, Dr.Wery, Dr. Mouffe, Dr. Philippe, Dr. Brux, enz.

Hij kiest dan Dr. M. Jenaer als zijn opvolger in Brussel. Hij aanvaardt deze zware taak op voorwaarde samen te kunnen werken met Dr. Plisnier. Maar alles lijkt slecht te gaan in de “Ecole”. Ondanks de moeite van enkele leerkrachten, terwijl enkele andere hun lessen niet voorbereiden, slinkt het aantal toehoorders.

Door dit stijgend klimaat van onverschilligheid en bezorgd over de verspreiding van het onderwijs van de homeopathie in ons land, stelt tandarts G. Vincent voor om de verschillende tendensen onder één hoed samen te brengen. Hij zet zich aan het denken en op een dag gedurende zijn vakantie, brengt hij zijn vier vrienden op de hoogte van een utopisch, maar gewenst project! Het oprichten van een federatie, aantrekkelijk voor het medisch milieu en die alle praktiserende artsen van heel het land zou bijeenbrengen, onafhankelijk van de school waartoe ze behoren (Caulier, Hodiamont, Belgische School, enz.). Met hun vijven zouden ze de kern van het Actiecomité kunnen vormen en, onder het voorzitterschap van Dr. Leduc, zouden ze alles in het werk kunnen stellen om het onderwijs te herwaarderen en de propaganda van de homeopathie te bevorderen, maar toch een zekere vrijheid van handelen toe te laten. “On pourrait commencer par adresser une lettre circulaire aux confrères chevronnés, afin de se rendre compte de leur opinion à propos d’une telle initiative”, zegt G. Vincent nog in een bericht dat hij aan zijn vrienden richt. En groot is zijn verrassing bij zijn thuiskomst, wanneer blijkt dat allen bereid zijn om aan het project deel te nemen. Ze zetten zich vlug aan het werk om een open brief op te stellen en aan alle collegae te versturen. Het succes overtreft de stoutste verwachtingen en zo werd de “Fédération Médicale Homéopathique Belge” geboren op 23 april 1970!

Er is wel wat terughoudendheid bij de “Association” waar één en andere oudere aan de oren wordt getrokken, maar de meesten zijn zo voor het nieuwe project gewonnen dat ze de vijf vrienden zelfs aanmoedigen om hun project wel degelijk uit te voeren. Zoals hierboven vermeld is de belangrijkste activiteit van de Federatie het onderwijs, met daarbij de poging om de verschillende homeopathische tendensen te groeperen. De “Ecole Belge d’Homéopathie”, omgetoverd tot “Ecole Belge de Médecine Homéopathique” bevindt zich in die periode op de Louisalaan 344, voor het academiejaar 1969-70. Onder impuls van de groep van vijf, het Pentagon, zoals ze zich schertsend noemen en dit zonder pretentie, wint de school aan activiteit.

Het is hier dat één van de gelukkigste gebeurtenissen, om niet te zeggen dé gelukkigste uit de geschiedenis van de homeopathie in België zich voordoet.
Dankzij Dr. L. Mousset kunnen ze gebruik maken van de gulheid van de Heer Feron, fervente voorstander van de therapie van Hahnemann, die zo edelmoedig is geweest om één van zijn huizen op te knappen, op een praktische manier uit te rusten en dan aan de Federatie te schenken, en genoegen te nemen met de huur van één symbolische frank.

Eén van de voornaamste doelstellingen die de Belgische homeopathische artsen voor ogen hadden, is bereikt: ergens is er een “bij ons”, meer exact op het Ambiorixsquare, 49 in 1040 Brussel, een Huis van de Homeopathie.

Het huurcontract wordt op 1 september 1970 getekend door onze vriend Dr. L. Mousset, in naam van de Federatie. De inhuldiging gebeurt op 2 oktober 1970. De gelegenheidsrede wordt gehouden door de voorzitter Dr. Leduc, in aanwezigheid van de Graaf en de Gravin van der Straeten, dochter van een gulle mecenas, en in aanwezigheid van enkele hooggeplaatste personen uit het land en van vele patiënten.

Het is evident dat met een dergelijk resultaat de laatste twijfels wegvallen en dat de “Association” aanvaardt om wat geld voor te schieten aan de jonge Federatie om te helpen voor de installatiekosten. De homeopathische laboratoria, net zoals de voornaamste homeopathische apotheken, verlenen veel financiële steun.

Dr. Hodiamont die veel energie heeft gestoken in de uitbreiding en het onderwijs in de homeopathie, verklaart eensgezind te zijn met de jonge Federatie en schenkt zelfs enkele boeken aan de bibliotheek. Deze laatste is ook verhuisd naar de nieuwe lokalen. Maar Dr. Hodiamont besluit met zijn activiteit als leerkracht te stoppen om gezondheidsredenen. Ondanks een lichte twijfel in het begin blijft Dr. Ed. Schepens, eveneens één van de grote beschermheren van het onderwijs, aan de school verbonden, in weerwil van de enorme zorgen die de organisatie van het congres van de Internationale Liga dat in 1972 plaats heeft, en dat een groot succes kent, hem berokkenen.

Er blijft toch één schaduw aan de wand. Men kan vermoeden dat het Dr. Caulier betreft, een geneesheer-homeopaat, bekend sinds jaren en een voortreffelijk leraar op praktisch vlak. Hoewel hij het eens was met het principe van het oprichten van een Federatie, waarvan hij zelfs lid is, heeft hij nooit aanvaard om de zetel van zijn school naar het Huis van de Homeopathie te verhuizen, waarvan de deuren trouwens voor hem altijd open bleven.

De school van Charleroi wordt van bij het begin aanvaard. Vele van haar professoren, Dr. Mayeur, Dr. Philippe, Dr. Mouffe, Dr. Wery worden onmiddellijk benoemd tot effectieve leden van de Federatie terwijl ze nog altijd professor zijn aan de Belgische School van de Homeopathie te Brussel.

Terugkomende op de Federatie, moet men ook stellen dat zij zeer snel succes kent, in het begin al zeventig leden telt, een aantal dat geen enkele homeopathische vereniging in België had bereikt. Vandaag staan meer dan 150 leden genoteerd.

In juli 1971 verliest de homeopathie één van de beste professoren van de school: Dr. Robert Brunet, eveneens voorzitter van de “Union Professionnelle des Médecins Belges pratiquant l’Homéopathie”. Hij was verantwoordelijk voor het verdedigen van de leden bij het gerecht. Deze organisatie heeft nooit de kans gehad om tussen te komen.

Dr. Jenaer wordt op 23 januari 1972 unaniem verkozen om zijn collega op te volgen. Op 18 maart 1973 stelt hij tijdens een buitengewone zitting voor de professionele unie te ontbinden, waarvan de prerogatieven en de verplichtingen overgenomen worden door de Federatie die ze al op zich had genomen sinds 24 februari 1972.

Het uitvoerend comité van de Federatie stelt zich garant voor de samenwerking met Dr. Charles Baudemprez, die onmiddellijk een commissionaire taak aanvaardt, maar die zich later helaas door een verhuizing genoodzaakt ziet om die taak te weigeren. Hij wordt vervangen door tandarts André Van den Borre, die de Federatie daarmee een grote dienst bewijst.

Al van in het begin van 1972 wordt Dr. Delestinne aanvaard als effectief lid. Hij heeft al aan heel wat preliminaire zittingen deelgenomen en heeft eigenlijk de Federatie boven de doopvont gehouden. Dr. Mayeur, Dr. Mouffe, Dr. Wery, Dr. Giroul, Dr. Philippe en tandarts Van den Borre voegen zich bij hem in 1972 en Dr. Daniel Bucken in 1973.

André Van den Borre aanvaardt om deel uit te maken van het Actiecomité om te helpen met de zware taak van de administratie. Hij houdt zich ook bezig met het in orde brengen van de bibliotheek en met het uitgeven van de cursussen, een titanenwerk waarvan hij zich tot ieders tevredenheid goed kwijt.

De Belgisch School voor Homeopathie kent een steeds groter succes en daardoor moet men in 1973 en opnieuw in 1975 luidsprekers installeren en het aantal tafels en stoelen verhogen! Het dient onderstreept dat het onderwijs van de homeopathie nog nooit zoveel bijval in ons land heeft gekend.

Naar aanleiding van de academiejaren 1973 tot 1976, worden de cursussen gekopieerd, ingebonden en verkocht dankzij de financiële hulp van de voornaamste laboratoria en door de toewijding van medewerker A. Van den Borre.

In juni verliest de Federatie een effectief lid Dr. J. Mouffe. Het is Dr. Ch. Schepens die zijn plaats overneemt in de kern van de Federatie.
Tijdens de statutaire vergadering van 24 januari 1975 beslist de “Association” haar eigen ontbinding. De laatste leden aanvaarden om deel uit te maken van de Federatie als effectief lid. Men moet zeggen dat een groot deel van hen dat al was. De definitieve afwikkeling heeft plaats in het begin van 1976.

We moeten ook nog vermelden dat het Actiecomité al enkele maanden besloten heeft om de titel van erevoorzitter van de Federatie toe te kennen aan de volgende eminente geneesheren:

  • Dr. Caulier, gewezen professor aan de Belgische School voor Homeopathie, directeur van de school die zijn naam draagt.
  • Dr. Hodiamont, gewezen professor aan de Belgische School voor Homeopathie, gewezen directeur van de school die zijn naam draagt.
  • Dr. Mayeur, gewezen voorzitter, gewezen professor en directeur van de Belgische School voor Homeopathie, directeur van de school in Charleroi.
  • Dr. Duverdyn, dierenarts, gewezen professor aan de school van de Homeopathie.
  • Apotheker Schammelhout, gewezen professor aan de Belgische School.
  • De Heer Segers, beheerder van de “Revue”, die persoonlijk veel heeft bijgedragen aan de Homeopathie in België.


Dr. Ed. Schepens, gewezen voorzitter, oprichter en professor van de Belgische School, heeft verkozen om terzijde te blijven, en heeft een emeritus geweigerd. Maar in het licht van zijn bewezen diensten aan de Homeopathie in België besluit het Actiecomité om hem tot erevoorzitter voor het leven van de “Société Belge d’Homéopathie” te benoemen.

Zoals men kan vaststellen, bezit de Federatie de prerogatieven van de professionele unie, de “Association” en ze bezit ook nog het bestuur van de Belgische school voor Homeopathie, voorgezeten door Dr. Jenaer, en ook die van de “Revue” die nog altijd actief wordt verzorgd door Dr. Delestinne en de Heer Segers in nauwe samenwerking met tandarts Van den Borre.

Na het ontslag van haar voorzitter-stichter Dr. H. Leduc, bestaat het bureau van de Federatie uit:

  • Voorzitter: Dr. M. Jenaer
  • Secretaris: Dr. Ch. Baudemprez
  • Adjunct-secretaris: Dr. J. Alaerts
  • Penningmeester: Dr. E. Plisnier
  • Adjunct-penningmeester: Dr. Ph. Louis
  • Verantwoordelijke voor de verspreiding van de homeopathie: Dr. Ed. Delestinne
  • Verantwoordelijke voor de tandarten: G. Vincent
  • Verantwoordelijke van de dierenartsen: Dr. L.Mousset
  • Commissaris: tandarts. A. Van den Borre
  • Verantwoordelijke voor de cursussen: Dr. Jenaer en Dr. Plisnier.


We vermelden de praktiserende effectieve leden:

  • Dr. Mayeur, eveneens erelid.
  • Dr. E. Schepens, ook erevoorzitter voor het leven van de “Société”.
  • Dr. H. Leduc, ex-voorzitter en één van de voornaamste animators van de school
  • Dr. Wery, Dr. Giroul, Dr. Philippe, Dr. Bucken waarbij eerst Dr. Ch. Schepens en nadien Dr. Clerbaux, Dr. Marc Lefevre, Dr. Horé, Dr. Bonnivair, Dr. Imberechts, Dr. Decoux en Dr. Pasini zich bij de organisatie voegen in 1974-1975.


In 1976 wordt de lijst vervolledigd dankzij de geneesheren, hier vernoemd in alfabetische orde: Dr. Alaerts, Dr. Delaunoy, Dr. Germain, Dr. Jacques, Dr. Louis, Dr. Pladys, Dr. Pollet, Dr. Van Brabander en Dr. Van der Gucht.

Sinds 1995 ziet het bureau van de Federatie eruit als volgt:

  • Voorzitter: Dr. Bernard Marichal, na het ontslag van Dr. Jenaer
  • Secretaris: Dr. Jean Alaerts
  • Penningmeester: Dr. Emile Plisnier
  • Commissaris voor de rekeningen: Dr. Paul Vandenbroucke
  • Verantwoordelijke voor de tandartsen: Georges Vincent


We melden helaas ook het overlijden in de loop der jaren van Dr. Baudemprez, Dr. Delestinne en Dr. Mousset en van de erevoorzitter Dr. Edouard Schepens.

Unio Homeopathica Belgica – UNIO

Geschiedenis van de Unio Homeopathica Belgica

Alles is begonnen in het jaar 1985 met een vergadering van alle werkende krachten van de Belgische homeopathie in het Huis van de Homeopathie, Waversesteenweg te Brussel. Dr. Maurice Jenaer had aan zijn leerling, Dr. Michel Van Wassenhoven, gevraagd om iedereen samen te brengen en zo een evaluatie te maken van de werking van de Federatie en na te gaan hoe men kan reageren op de toenemende aanvallen van de ordinale autoriteiten tegen de artsen-homeopaten. Deze agressiviteit is te wijten aan het groeiend succes van de homeopathie bij het grote publiek. Op die vergadering ontstaat de idee om een algemeen referendum aan al de artsen te bezorgen om te onderzoeken of de oprichting van een beroepsvereniging met rechtspersoonlijkheid mogelijk zou zijn. Op die manier zouden haar leden en de homeopathie beter kunnen verdedigd worden. Het resultaat van het referendum laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Meester Jacques Léo Hirsch stelt de statuten op van deze “UNIO HOMEOPATHICA BELGICA”. Men moet wachten tot in 1988 dat de Raad van State hen bekrachtigt. Deze statuten garanderen een taalpariteit in de kern van de bestuursleden en de vertegenwoordiging van elke regio van de homeopathische artsen, dierenartsen en tandartsen.

Verslag van de statutaire oprichtingsvergadering van de UNIO HOMEOPATHICA BELGICA op 29 maart 1986

De vergadering wordt geopend door Dr. Michel Van Wassenhoven die vooral het accent legt op de verdediging van alle homeopaten en de homeopathie in zijn geheel. De homeopathie heeft als doel “heel de zieke” te genezen en niet alleen enkele symptomen te laten verdwijnen. Geschiedkundig is het bewezen dat de homeopaten verdeeld zijn geweest door de tendensen verbonden aan geografische situaties of personen, en ook door een gebrek aan onderling contact. Het doel van de UNIO HOMEOPATHICA BELGICA is een nationaal front te vormen voor de verdediging van alle homeopaten die “een hart hebben om hun zieken te genezen” en daarvoor de gelijkheidswet gebruiken. Na deze inleiding worden de statuten gestemd, paragraaf na paragraaf, artikel na artikel, en rekening houdend met de amendementen door de deelnemers ingediend. Na twee uren van deliberatie worden de statuten aanvaard en getekend door de Algemene Oprichtende Vergadering die dan 46 leden telt.

Deze Algemene Vergadering verkiest een tijdelijke Bestuursraad voor één jaar om de Unio Homeopathica Belgica op te starten.

Er worden acht leden verkozen:

  • Dr. DETAND Patrick (6 stemmen): Algemeen Geneeskundige – Vlaams Brabant
  • Dr. IMBERECHTS Jacques (5 stemmen): Algemeen Geneeskundige – Vlaams Brabant
  • Dr. LALOY Jean-Louis (7 stemmen): Pediater – Brabant
  • Dr. LEFEVRE Jean-Marc (4 stemmen): Algemeen Geneeskundige – Brabant
  • Dr. LIBOTTE René (9 stemmen): Algemeen Geneeskundige – Luik
  • Dr. VAN WASSENHOVEN Michel: (7stemmen) Algemeen Geneeskundige – Brabant
  • Dr. VERHELST Roland (5 stemmen): Psychiater – Antwerpen
  • LTH WIJNANTS Paul (2 stemmen): Tandarts – Antwerpen

Deze Bestuursraad coöpteert twee bijkomende leden om op deze manier de vertegenwoordiging in de kern te verzekeren van minstens één geneesheer, één tandarts en één dierenarts uit elke regio van het land en de taalpariteit te herstellen. Het zijn:

  • Dr. FAINGNAERT Yves: Algemeen Geneeskundige – Oost-Vlaanderen
  • Dr. DEHASSE Joël: Dierenarts – Brabant

Bij de stemming duidt de Bestuursraad de volgende personen aan om de lopende zaken te regelen:

  • Voorzitter: Dr. Michel Van Wassenhoven
  • Secretaris: Dr. Patrick Detand
  • Penningmeester: Dr. René Libotte

Gedurende de eerste jaren geniet de Beroepsvereniging van een financiering vanwege de Federatie. Het heeft enkele jaren geduurd vooraleer de Beroepsvereniging financieel autonoom werd. De Federatie behoudt de taak van het beheer van het Huis van de Homeopathie. De realisaties van de Unio Homeopathica Belgica volgen zich in een snel tempo op onder het voorzitterschap van Dr. Michel Van Wassenhoven. De post van secretaris valt vervolgens onder de bevoegdheid van tandarts Luc Uyttenhove en de post van penningmeester onder die van Dr. Yves Faingnaert.

Recentere informatie over de de unio vindt u op de onderstaande pagina 
A PROPOS

De “Vrienden van de Homeopathie”

De eerste sympathisantenvereniging die in ons land werd opgericht, is de “Vrienden van de Homeopathie”. Dit in 1972 opgericht genootschap heeft tot doel zijn leden en het bredere publiek te informeren over de aard van de homeopathische discipline en getuigenis af te leggen van zijn waarde.

In hun statuten staat bovendien te lezen dat ze hopen bij te dragen tot de verdediging van de toepassing van de homeopathische geneeswijze ten overstaan van de openbare macht. Ook het organiseren van lezingen over onderwerpen i.v.m. homeopathie en het helpen bij het oprichten en functioneren van een homeopathisch consultatiecentrum behoren tot de redenen voor de oprichting.

De activiteiten van de “Vrienden” verlopen de dag van vandaag nog altijd volgens hun statuten.

VOORZITTERS:

  • Lucien Lelarge (1972 – 1976)
  • Jacques Hirsch (1977 – 1998)


EERSTE VICE-VOORZITTERS:

  • Marie-Josée Schmitz (1972 – 1974)
  • Claudine Lemaire (1975 – 1998)


TWEEDE VICE – VOORZITTERS:

  • André Schotte (1972 – 1976)
  • De Give (1977 – 1989) Meneer De Give is niet vervangen geweest.


SECRETARIS:

  • Annie De Backer (1972 – 1983)
  • Claudine Lemaire (1984 – 1998)


PENNINGMEESTER:

  • Georges Schmitz (1972 – 1998)

Het onderwijs van de Homeopathie in de 20e eeuw

Het onderzoek naar de organisatie van het homeopathisch onderwijs in België was niet eenvoudig. De informatie die in dit verband werd teruggevonden is naar alle waarschijnlijkheid niet volledig. We beschikken enkel over de gegevens die de tijdschriften ons verschaffen. Vermoedelijk zijn er in de afgelopen 80 jaar heel wat private initiatieven op touw gezet die geen lang leven beschoren waren.

Vooral voor de periode 1914–1953, wanneer de homeopaten opgeleid werden via privaat onderwijs werden enkel meldingen teruggevonden van homeopaten die, dankzij de uitstekende kwaliteit van hun privaat onderricht, een stempel gedrukt hebben op de Belgische homeopathie. De drie belangrijkste lesgevers blijken Dr. Georges Hodiamont, Dr. Etienne Caulier en Dr. Edouard Schepens geweest te zijn. Gezien het succes van de lessenreeksen en de grote belangstelling die ervoor bleek te bestaan, werden de initiatiefnemers gedwongen ervaren collega’s aan te trekken om hen bij te staan in hun onderwijsactiviteiten. Bij Dr. Hodiamont en Dr. Caulier groeiden hun onderwijspraktijken uit tot scholen die hun naam droegen.

Van een eerste centralisatiepoging kon maar in het begin van de jaren ’50 sprake zijn. In 1952 werd door Dr. Caulier, Dr. Paturiaux, Dr. Delestinne en Dr. Schepens de idee geopperd een Belgische homeopathische school op te richten. Dit omdat elk jaar meer artsen, tandartsen, dierenartsen en apothekers inlichtingen vroegen over de homeopathische doctrine en onderwijs wensten te volgen. Om te beantwoorden aan deze behoefte werd besloten “l’Ecole Belge d’Homéopathie” op te richten als wetenschappelijk uitvloeisel van de “Société Belge d’Homéopathie”. In 1953 ging de eerste lessencyclus, die over drie jaar liep, van start. Dit had echter niet tot gevolg dat de private scholen hun deuren sloten. Dr. Hodiamont en Dr. Caulier gaven wel degelijk les in het kader van de “Ecole”, maar bleven ook privaat actief.
Naar het einde van de jaren ’60 toe ging het stroomafwaarts met de “Ecole”, ondanks de inspanningen van verschillende lesgevers. Het “Domus Medicorum”, waar de cursussen werden georganiseerd, werd verkocht en de homeopaten waren gedwongen een ander leslokaal te zoeken. Rond hetzelfde tijdstip besloot Dr. Mayeur, directeur van de “Ecole”, zijn activiteiten in Brussel te staken om zich volledig te kunnen wijden aan het onderwijs in de “Ecole Mosane d’Homéopathie” te Charleroi. Hij richtte deze school op in samenwerking met Dr. Mouffe, Dr. Cassette, Dr. Wéry en Dr. Brux. Laatstgenoemden bleven ook actief in de Brusselse “Ecole”.

Deze problemen veroorzaakten een grote ongerustheid in de Belgische homeopathische wereld en lagen aan de grondslag van de oprichting van de Federatie in 1970. Deze vereniging stelde alles in het werk om de onderwijsactiviteiten van de “Ecole Belge d’Homéopathie”, die in datzelfde jaar herdoopt werd tot “Ecole Belge de Médecine Homéopathique”, te centraliseren in het “Maison de l’Homéopathie”. Dr. Hodiamont, die jarenlang een private school had uitgebaat, steunde het initiatief van de “Fédération”. Omwille van gezondheidsredenen besloot hij echter zijn onderwijsactiviteiten te staken. Dr. Caulier heeft, ondanks het feit dat hij volledig achter het principe van de oprichting van de Federatie stond altijd geweigerd om de zetel van zijn private school over te brengen naar het “Maison de l’Homéopathie”, waarvan de poorten nochtans wagenwijd voor hem bleven openstaan.

Het onderwijs van de homeopathie werd vervolgens meer en meer geregionaliseerd. Verschillende scholen in verschillende delen van het land worden opgericht:

  • “La Société Liégoise d’Etudes des Thérapeutiques” in 1977;
  • “De Studievereniging voor Niet-Toxische Geneeswijzen” te Gent in 1980;
  • “De Liga Homoeopathica Flandriensis” in 1980;
  • “Het Centrum voor Klassieke Homeopathie” in Limburg in 1982.


In 1985 hebben een aantal scholen uiteindelijk de handen in elkaar geslagen en de “Belgische Faculteit voor Homeopathische Geneeskunde” opgericht. Deze overkoepelende organisatie bestaat uit vier afdelingen: Brussel, Gent, Luik en Namen. Deze vier scholen streven een gemeenschappelijk doel na: voor artsen, dierenartsen, tandartsen en apothekers een kwalitatief zo hoogstaand mogelijke opleiding in de unitaire homeopathie te verzorgen. Er werd in de onderhandelingen onder meer afgesproken dat er over een termijn van enkele jaren een gemeenschappelijk programma zou verwezenlijkt worden. Er werd bovendien de nadruk gelegd op het feit dat deze plannen niet zouden leiden tot een verwatering van de kwaliteit van elke school op zich. Deze samenwerking zou moeten uitmonden in een nog beter niveau van het onderwijs. De Unio Homœopathica Belgica heeft verschillende keren al de verantwoordelijken van het Belgische homeopathisch onderwijs bijeengebracht om tot een consensus te komen over een basisprogramma en later over de harmonisatie van de examens.

HUIDIGE SCHOLEN:

  • Ecole Belge d’Homéopathie (Bruxelles)
  • Institut Médical d’Homéopathie et de Biothérapie (Bruxelles)
  • Société Royale Belge d’Homéopathie (Bruxelles)
  • Ecole Mosane d’Homéopathie (Huy)
  • Wetenschappelijke Vereniging voor Therapie Studie (Antwerpen)
  • Pédiatres Pratiquant l’Homéopathie (La Hulpe)
  • I.S.K.H. (Hechtel)
  • Vlaamse Studiegroep voor Unitaire Homeopathie (Gent)
  • Centre Européen d’Etude de l’Homéopathie (Namur)
  • Centre Liégeois d’Homéopathie (Liège)

De Homeopathische apothekers in België

In 1832 werd aan de Grasmarkt te Brussel door apotheker Pierre Sigisberg Dam (1789 – 1871), gedecoreerde van de revolutie van 1830, de eerste homeopathische officina van het land geopend. Dit initiatief zou na de honderdste verjaardag van Hahnemann in andere steden navolging vinden.
In 1834 verscheen in de “Observateur Médical Belge” van de hand van H.J. van Hingsberg een twintigtal bladzijden tellende farmacopee, getiteld “Des notions fondamentales nécessaires pour la préparation des médicaments d’après la méthode homéopathique”.

Tien jaar later, in 1844, begon de Brusselse apotheker E. Seutin samen met Dr. Louis Martiny met de “Revue Homéopathique Belge”.

In 1879 stuurden twee groepen homeopaten een petitie naar het Parlement waarin om de oprichting van homeopathisch onderwijs aan de Rijksuniversiteiten van Gent en Luik werd verzocht en waarin gepleit werd voor het opnemen van homeopathische middelen in de farmacopee. De vraag was trouwens niet nieuw.

Reeds in 1849 sprak een parlementaire commissie, die zich gebogen had over een ontwerp van wet op het universitair onderricht, zich uit voor het organiseren van het homeopathisch onderwijs. Het advies was unaniem: de homeopathie verdient geen officiële erkenning door een expliciete vermelding in het curriculum van de universiteiten. Het opnemen van homeopathische middelen in de farmacopee is volstrekt zinloos, aangezien het Koninklijk Besluit van 28 december 1859, dat de farmacopee invoerde, de apothekers toelaat alle medicatie te bereiden die door medici voorgeschreven wordt.

Vandaag is er veel veranderd. De homeopathie heeft haar plaats gevonden in alle Belgische apotheken. De homeopathische industrie heeft zich ontwikkeld en laat aan elke apotheker toe om gelijk welk product te verstrekken, bereid volgens de internationale farmacopees. Een Europees directief over het homeopathisch geneesmiddel laat toe dat die producten erkend worden door middel van een eenvoudig procédé. Dit directief ontstond omwille van de groeiende vraag naar kwalitatief hoogstaande homeopathische producten in Europa. Meer en meer patiënten gebruiken namelijk die remedies.

DE EERSTE HOMEOPATHISCHE APOTHEKERS IN BELGIE:

  • 1832, apotheek Dam te Brussel
  • 1844, apotheek Seutin te Brussel
  • 1846, apotheek P.J. Vleugels te Brussel
  • 1855, apotheek J.B Van Berckelaere te Brussel
  • Omstreeks 1860 hebben apotheken te Antwerpen, Brugge, Kortrijk en Gent hun deuren geopend.